Over moppers en oude dingen die voorbij gaan…


Ooit, toen ik heel lang geleden nog in Bussum woonde, bracht ik mijn fiets altijd naar dezelfde fietsenmaker. Een lange magere man, half brilletje op de neus en een blauwe stofjas tot op zijn knieën. Een prima fietsenmaker, maar vooral een oude mopperpot. Hij was niet onaardig, maar er was altijd wel iets waarover hij mopperde. Heerlijk, zo’n voorspelbare man.

Regeling
Die fietsenmaker vond ik een klein beetje terug, toen ik in 2002 naar Leeuwarden verhuisde. Ik kreeg een baan op de Groningerstraatweg en ontdekte al snel een goede fietsenmaker in de buurt van mijn werk. Regeling, zeer deskundig, maar bovenal een oude mopperpot. Hij had een broer kunnen zijn van mijn Bussumse held: lang en mager, bril op zijn neus en ook zo’n ouderwetse blauwe stofjas tot op de knieën.

Rammelbak
Vanaf het moment dat ik zijn werkplaats voor het eerst binnenliep, had ik een zwak voor deze mopperende man in zijn blauwe stofjas. Voor een kapotte fiets had hij altijd wel een gaatje vrij in zijn agenda. Lekke band? Je kon de fiets direct brengen, maar nooit zonder een paar moppers van zijn kant. “Je hebt ook wel een oude fiets zeg. Je kunt beter eens een nieuwe kopen.” Daar had Regeling overigens wel een punt. Mijn fiets kocht ik ooit, nog in guldens, in een kleine werkplaats aan een Amsterdamse gracht. Jarenlang fietsten we samen door Amsterdam, nooit werd de fiets gestolen. Ik koesterde deze oude rammelbak als een oude, vertrouwde vriend.

’n Springende gazelle
Die oude fietsen zijn niet kapot te krijgen. Op die manier verdien ik dus nooit iets”, mopperde Regeling, terwijl hij zich over mijn fiets boog. Hij boog zich nog wat verder naar voren en keek met interesse naar de kettingkast. “Dat is mooi, zie je dat, die springende gazelle in het tandwiel? Het is zeker al veertig jaar geleden dat ze bij Gazelle fietsen maakten met zulke tandwielen. Dit is echt een oud dingetje.”

En vanaf die dag had ik nog meer waardering voor die ouwe, mopperende Regeling en koesterde ik mijn fiets meer dan ooit tevoren. Maar zoals schrijver Louis Couperus begin vorige eeuw al schreef: van oude mensen, de dingen die voorbij gaan. Regeling heeft zijn zaak inmiddels gesloten. En mijn fiets? Die gaf het vlak voor 2011 definitief op. “Ik kan ‘m echt niet meer voor je repareren”, vertelde de jonge, frisgeschoren fietsenmaker mij opgewekt. Oh, wat verlangde ik op dat moment naar die oude moppermannen in hun blauwe stofjas.

Een juffrouw in de sloot



Wat mij betreft zijn er verschillende soorten fietsers. In de eerste plaats heb je de mensen die door weer en wind altijd en overal naar toe fietsen. De zogenoemde 'die hard' fietsers. Ooit was ik ervan overtuigd dat ik tot deze categorie behoorde, maar het begint zich steeds duidelijker af te tekenen dat ik tot een een andere categorie behoor: 'de mooi weer' fietsers. Het afgelopen weekend was dus aan mij besteed. Het zonnetje liet zich zien, het kwik steeg tot boven de vijftien graden en er was nauwelijks wind. Hoog tijd voor een fietstochtje rond Leeuwarden.

Rust buiten de stad
Als juffrouw uit de stad geniet ik enorm van de uitgestrekte weilanden, de stilte buiten. Ik vind het heerlijk de stad uit te fietsen, de rust tegemoet. En hoe rustig het ook is, onderweg beleef ik bijna altijd wel iets moois. Dit keer besloot ik een tochtje te maken richting Stiens en Ferwert. Ik was nog maar net voorbij Hallum, toen ik haar tegenkwam. Een koe tot haar buik in de sloot.

Ooit een koe in de sloot gezien? Ik had dat nog nooit eerder beleefd. Misschien vindt u dat moeilijk te geloven, helemaal wanneer ik u vertel dat ik de veertig al ruim gepasseerd ben. Maar ik heb een goed excuus. Ik groeide op in de Randstad, woonde jaren in Bussum en later in Amsterdam. Veel koeien kwam ik daar niet tegen. En tegenwoordig woon ik in het hartje van Leeuwarden, midden in het centrum. Ik ben dus wat ze wel noemen een echte ‘stadse’. Van het platteland heb ik niet veel kaas gegeten.

Heb ik iets van je aan?
De koe stak parmantig boven het groene kroos uit. Wat een grappig gezicht, ik viste direct mijn camera uit de tas. “Wat kijk jij nou”, leek de koe te zeggen, “heb ik soms iets van je aan?” Een paar vriendinnen stonden van een afstandje naar haar te kijken. “Zij spoort niet helemaal”, blikten de twee koeien naar mij. De rest van de kudde ging in de verte op een drafje richting de stal. Blijkbaar tijd om te melken.

Sappig koeienhapje

Ineens realiseerde ik me weer hoe weinig ik eigenlijk van het boerenleven weet. Want ik stond hier nu wel lachend met mijn camera, maar wie weet was deze eigenwijze tante wel in gevaar. “Ik sta hier lekker”, gaf ze mij te kennen, maar begreep ik haar wel goed? Gelukkig kwam de boer inmiddels door het land aanlopen. “Onze koeien zijn vandaag weer voor het eerst buiten. Ze zien dan heel weinig, zijn zo goed als blind”, leerde hij mij. Ik keek nog eens naar het groene kroos in de sloot. Het zag er uit als een sappig koeienhapje. Volgens mij zou een koe met goed zicht dat ook zo kunnen inschatten. “Ze komt er zelf wel uit hoor”, wist de boer, “de sloot is niet zo diep.”
Ik stapte met een gerust hart weer op mijn fiets. Zwaaide nog even naar de koe. “Dag juffrouw, nog een prettige middag verder.” Dit was nog eens een mooie belevenis voor een stadse op de fiets.

Sukkel

Denemarken fietsland? Men zegt het. Maar het is volslagen onzin. Wie ik ben om dat te beweren? Ik heb een broertje en zusje in Denemarken, spreek de taal, heb er een paar maanden gestudeerd en kom er al sinds mijn nulde. Met andere woorden: ik ben toch wel een beetje de Doctor Clavan van Denemarken.

James Bond-fiets

Soms breng ik mijn fiets in gevaar. Hij is me dierbaar, maar als het om levende wezens gaat, offer ik hem net zo makkelijk op. Jaren geleden heb ik er eens een druk kruispunt mee versperd. Een moedereend met vijf jongen maakte aanstalten precies daar de rondweg te gaan oversteken. Automobilisten met grote haast remmen eerder voor een vrouw met fiets dan voor een eendengezin, dus met de moed der wanhoop de boel stilgezet. Ik voelde me lichtelijk belachelijk, maar de familie eend heeft veilig de overkant bereikt.
Bij de actie van vandaag waren gelukkig minder toeschouwers. Een brede straat in Leeuwarden, die uitnodigt tot hard rijden. Een paar meter voor me een lapjespoes. Vier witte pootjes die vanuit de veilige voortuin de stoep over trippelen en aarzelend aan de oversteek beginnen. Achter me hoor ik in de verte snel een auto naderen. Sportuitlaat, stoere rijstijl. Hoort remmen voor een kat daar wel bij? Als het antwoord nee blijkt te zijn, is het voor poes waarschijnlijk te laat. Dus daar gaan we weer, fiets en ik. Haakse bocht naar links en de fiets dwars op de weg.
Stoere bink remt af. Hij denkt blijkbaar dat ik een kunstzinnige act opvoer of daar als alternatieve vluchtheuvel sta. Met imponerend motorgebrul maakt hij  duidelijk dat hij achter me langs wil. Poeslief, die al halverwege de oversteek is, schrikt van het lawaai. Ze rent terug en duikt in elkaar tegen de stoeprand. Ik trek de fiets naar achteren om haar te beschermen, waarop de automobilist met gierende banden voor me langs scheurt. Ik zie een glimp van een woedend gezicht en weg is hij. 
Poes is veilig. Tot het volgende oversteek-avontuur. En ik fiets verder, een beetje bibberig. Fantaserend over voertuigen uit James Bondfilms. Ik wil een fietsvariant daarvan. Een onschuldig ogende tweewieler, die met een druk op de knop verandert in een bepantserd monster waar je ook mee kunt schieten. Op auto's met onbeheerste bestuurders. Niet met scherp natuurlijk, maar met verfbommetjes. Knalgeel of oranje. Mooi contrasterend met de vrijwel altijd zwarte of donkerblauwe bolides.

Tsjeppenbûr

At je alle doarpen yn Fryslân befytst hawwe, dan ferlizze je de grinzen. Dus mei mear as bysûndere belangstelling sjoch ik no nei de útbuorren buordsjes. De gemeente Littenseradiel hat kosten noch buorden sparre om oan te jaan dat 3 pleatsen en in arbeidershúske bij-elkoar yn it ferline in namme krigen hawwe en dat sij dy namme yn eare hâlde wolle.
Moai is dat, want at je yn de frije romte fan dizze gemeente fytse, dan haw je altyd it gefoel dat je earne binne. Yn ien fan de 28 doarpen of ien fan de 40 buorskippen.
Der binne dus hast 40 buorskippen en hjoed socht ik ien op dy't echt op de romte leit.
Ik bin benijd wa't dêr wolris west hat.
Myn syktocht nei Tsjeppenbûr begjint yn Wommels en fia de útbuorren Westerein kom ik yn Wjelsryp. Foar sommigen is dat miskien al in syktocht mar foar mij net.
Yn Wjelsryp stiet op in buordsje oanjûn : Tsjeppenbûr.
In goed te befytsen skelpepaad fan in goeie kilometer mei in troch twa stekjes bewaakte oerstek fan it spoar tusken Hatsum en Frjentsjer, bringt mij bij it buordsje Tsjeppenbûr sûnder kapke op de u.



In betonreed lâns in oantal pleatsen bringt mij hast oan de râne fan it van Harinxmakanaal.
Oan de oare side sjocht ik Kingmatille lizzen. Hjir sil ynkoarten in pont foar fytsers komme en de kâns is oanwêzich dat Tsjeppenbûr dêrtroch ûntdekt wurde sil.
No sjoch ik yn alle stilte om mei hinne en fyts ik oer de betonnen reed nei Hatsum.
En omdat it sok moai waar is, fyts ik fia Dronryp, lâns it kanaal rjochting Deinum.
Dêr draai ik troch allegear bochten en klimkes de brêge op en del en kom op de dyk troch it doarp mei de sipel op de toer: Deinum.



Net maklik te finen is der dan in tsjerkepaad dat mij yn Blessum bringe moat. Smeller kin in fytspaad net wêze en ik bin bliid dat de brêgjes krekt efkes wider binne as 20 sintimeter fan it paad.
Blessum rint dea, mar net foar fytsers. In prachtich fytspaad troch de Hilaarder Mieden, wat útkomt bij Hoptille.

En dan leit dêr it fytspaad lâns de Boalserterfeart, wat oan Tsjerkwert tarint.



Gewoanwei in lust om te fytsen mei oan beide siden it reid mar no op plakken wol hiel keal, sa as bij Leons.



Gelokkich fyts ik nei Baard wer tusken de fertroude reiden.

Hast 40 kilometer fytst op in prachtige rûte en dat allegear om Tsjeppenbûr te ûntdekken.

Sjoch hjir de route.