Twitterfiets

Maandag 27 december is het zover: dan start mijn Twitterfiets-week. De Twitterfiets is een opvallende oranje fiets. Hij twittert niet zelf, maar het is de bedoeling dat je over hem twittert.

Romantiek in de vroege ochtend

Een van de vele voordelen van fietsen: je ziet zoveel.
Vanuit de auto had ik waarschijnlijk alleen een roze schim gezien, op deze koude ochtend in november. Fietsend door een sjieke Leeuwarder laan, zie ik over het tuinpad van een vrijstaande villa een oudere dame naderen. Opmerkelijk zijn haar fuchsiaroze ochtendjas en stralende glimlach. Op elegante pantoffeltjes stapt ze kwiek richting straat. Ik veronderstel dat ze de ochtendkrant uit de brievenbus komt halen, maar nee. Ze opent het hek, slaat rechtsaf en loopt de oprijlaan van de buurvilla op.

Maar het asfalt is mooi

Wat een luxe, dit nieuwe rode asfalt. Het fietst heerlijk! Bewonderend kijk ik naar de al even fraaie rijbaan naast me. De Heliconweg is mooi geworden! Maar als fietser moet je vooral niet teveel om je heen kijken hier. Ik zie nog net op tijd de rare, versmalde slinger in het fietspad ter hoogte van het WTC. Met aan weerskanten drie grijze betonblokken. Welke gek…schiet door me heen.  Ik stap af. Waar is dit goed voor?

De smalle weg naar het WTC kruist hier het fietspad, maar ik kan me niet voorstellen dat het daarmee te maken heeft. Dat zou de wereld op zijn kop zijn. Wie de weg op wil, moet uitkijken. De automobilist dus, in dit geval. Dan werp je geen hindernissen op voor verkeersdeelnemers die voorrang hebben. Als dat zo zou zijn, weet ik er nog wel een paar. Flink wat scherpe bochten en betonblokken in de rijbaan van de Tesselschadestraat bijvoorbeeld, voor als er onoplettende fietsers oversteken.

Maar wat dan wel het doel van deze rare slinger is, en van die betonblokken? Welke sadist bedenkt grijze betonblokken in een fietspad? Wie even niet oplet en rechtdoor gaat, kan het fietsen voorlopig wel vergeten. Of erger. Zeker in donker zijn de onverlichte blokken levensgevaarlijk. Als het echt niet anders kan, maak ze dan tenminste opvallend gekleurd en reflecterend. 

Ik fiets verder, om linksaf de Tesselschadestraat in te slaan. Mooie grote rotonde. Even kijken, waar is de fietsersoversteek? Die is er niet. Ik moet doorfietsen tot vlak voor de Hermesbrug, daar oversteken en dan hetzelfde stuk weer terug om in de Tesselschadestraat te komen. Voor een veilige oversteekplaats heb ik dat graag over, maar niet voor deze, met van beide kanten een stroom auto's. Je zult hier maar moeten oversteken tijdens de drukke ochtend- of avondspits. Ook hier past slechts één kwalificatie: gevaarlijk.

Ik heb geen zin de situatie hier nog verder te verkennen. Terwijl ik echt geen angstige fietser ben. Maar je nek breken over een betonblok of omver gereden worden tijdens een gevaarlijke oversteek,  lijkt me hier een reeël risico. Verderop schijnt nog zo’n onlogische fietsersoversteek te zijn, waarbij je aan de overkant een heel eind terug moet rijden. Het zal wel. Ik heb het wel bekeken hier.

Witte wieven?

Een vaag zichtbaar lint, iets minder zwart dan de omringende duisternis. Op asfalt laat de kleine lichtbundel van het fietslampje net genoeg zien om het pad te kunnen volgen. Op de onverharde bospaden wordt het lastiger. Het is wel heel donker hier. Geen maanlicht, geen sterren, alleen twee kleine batterijlampjes om ons het pad te wijzen. Wel spannend, avontuurlijk. Deze tocht doet denken aan vroeger, aan droppings en nachtelijke speurtochten van schoolreisjes of de padvinderij. Je weg zoeken in de duisternis. Niet weten waar je bent, wat er na de volgende bocht komt en wat zich allemaal schuil houdt in de begroeiing rondom.

Het was niet de bedoeling een fietstocht in het donker te maken. We zijn gewoon wat te laat gestart. Tijdens de koffiestop op de grens van bos en heideveld begint het al aardig te schemeren. Prachtig, dat steeds veranderende licht. Nevelflarden boven de heide zorgen voor een mysterieuze sfeer. “Blijf maar dicht bij me,” zeg ik tegen H. “de witte wieven grijpen je hier voor je er erg in hebt”. Hij gaat opvallend ver weg wildplassen en komt terug met een teleurgestelde blik. Niks geen witte wieven, niets dat hem grijpt, zicht- of onzichtbaar.

Als we bij de auto komen is het al aardig donker. Jammer eigenlijk, nu al weg te gaan. “Zullen we nog een stukje?” kijken we elkaar aan. Het stukje wordt een stuk, schemer wordt aardedonker. Zo crossen we over de paden, overmoedig bochten insturend waarvan we niet weten hoe ze verder lopen. Prachtig zijn de hellingen, die we van tevoren niet zien. Je voelt het ineens omhoog gaan en dan weer naar beneden. Het is intussen ook gaan regenen, maar dat deert ons niet. We genieten uitgelaten van dit onverwachte avontuur. Enige zorg is dat we de fietshelmpjes niet op hebben. We zien de overhangende begroeiing niet. Af en toe striemt er iets in ons gezicht. Puur geluk dat het twijgjes zijn en geen knoeperds van takken.

Waar zijn we eigenlijk? Geen idee meer. In het donker met al die bochten ben je je richtinggevoel zomaar kwijt. Ach, wat maakt het uit. Dit is hartstikke leuk, we zien wel. Eens zullen we wel weer in de bewoonde wereld komen. Dan wordt aardedonker gewoon donker. We naderen een heideveld. Het pad voert langs de rand. Links voor ons vaag de contouren van een bankje. Hé, hier zijn we eerder geweest. Dit was onze pauzeplek. Ik kijk naar het bankje en zie in een flits iets glanzends.

We zijn er al voorbij als ik me realiseer: ons bekertje.
 
De pas aangeschafte thermosfles is voorzien van een roestvrijstalen beker. Zijn we die vergeten? Remmen en terug. Daar staat het, tegen een van de staanders van het bankje geleund. Ons bekertje. Wie heeft ons hier naartoe geleid, langs alle duistere dwaalwegen door dit gebied, precies terug naar onze beker? De witte wieven, ongetwijfeld. We hebben ze niet gezien, niet gevoeld, maar ze zijn er. Dank u, dames.

Liefde


Liefde

Eerst is er de roze wolk: hij is zo mooi! Wat fietst hij heerlijk, wat schakelt hij soepel! Kijk hem toch eens glimmen! Ik geef hem zelfs een naam: Pur (van purple). Later komen er wat barstjes in het geluk. De ketting loopt er wel eens af. Altijd net op het verkeerde moment, als ik al te laat ben voor een afspraak. Waar ik dan netjes gekleed, maar met zwarte handen arriveer. Stom ding, nog één keer en ik neem een ander! Maar dan zie ik hem weer staan,  trouw op me wachtend. Zijn slanke gestalte zo mooi paars glanzend in het zonnetje. Dan smelt ik en denk: wat hou ik toch veel van je!

Jaren gaan voorbij, waarin liefde en ergernis, genegenheid en frustratie elkaar afwisselen.  Tot op een dag de verleiding wel erg groot wordt. Het Fietsplan van de baas. De maandelijkse inhoudingen zal ik nauwelijks merken,  want de privé-pc is net afbetaald. Ik fiets elke dag, het hele jaar door, in weer en wind. Pur is al tien jaar oud. Dan wordt het toch weleens tijd voor een nieuwe? En Pur hoeft niet weg. Ik kan ze afwisselen. De nieuwe voor het woon-werkverkeer, de oude voor de vrije tijd.

Snow doet zijn intrede in mijn leven. Hij schakelt heerlijk licht, met maar liefst 24 versnellingen. En mooi dat ie is! Oogverblindend zilver-wit met hier en daar een paars accent. Het eerste ritje gaat naar de Schrans. Ik zet hem zorgvuldig vast aan de beugel en doe mijn boodschapjes aan de overkant van de straat. Voor ik weer oversteek, sta ik even stil en kijk naar hem. Daar staat ie, tussen tientallen doodgewone fietsen. Wat is ie toch prachtig! Steeds vaker blijft Pur in de schuur staan, tot hij er helemaal niet meer uit komt. Een laagje stof verhult zijn nog steeds fraaie paarse lak. Ik voel me schuldig en poets hem liefdevol. Sorry, fiets.

Dan komt de dag dat ik het mountainbiken ontdek. De nieuwe hobby van manlief, waar ik eerst niet veel van moet hebben. Beetje gevaarlijk, en vies. Maar één keer proberen en ik ben verkocht. Het is heerlijk, bevrijdend en verslavend. Tijd voor een eigen mtb. Het kleine fietshok wordt daarmee zo vol, dat je je kont er niet meer kunt keren. Ik kijk Pur aan. Hij kijkt niet terug. Ik beloof hem een ander goed tehuis. Met liefdevolle verzorging en aandacht.

Een advertentie op Marktplaats. Wervende tekst en een paar met zorg gemaakte foto’s, waar hij prachtig op staat. Vaste prijs vijfenzeventig euro, veel te weinig eigenlijk voor zo’n mooie fiets. Al gauw reageert een vrouw die een niet te dure, goed onderhouden fiets zoekt. Ze komt blij terug van de proefrit, geeft een liefkozend klopje op het zadel en ik weet: dit zit wel goed. Toch kijk ik niet, als de auto wegrijdt, met Pur roerloos op het rek.

Lomperikken

Zaterdagmiddag op de Emmakade. Het kan niet, maar toch komt er over de Eerste Kanaalsbrug een auto aanrijden. Sneu, die is hier niet bekend. Heeft niet gezien dat het brugdek uitkomt op een verhoogd stuk bestrating met fietsstroken aan weerszijden. Iedereen mist wel eens een verbodsbord. Arme man, moet hij zometeen het hele stuk weer achteruit. Vergissing. Hij hoeft niet achteruit. Hij heeft dit vaker gedaan. Geroutineerd de voorwielen tegen de stoeprand, beetje gas erbij en hobbeldebobbel er overheen. Fietsers zoek het maar uit, ík moet hier langs.

Achter het stuur een irritant onverschillig, kauwgom kauwend hoofd, breder dan dat het hoog is. Een vet, volgevreten cliché van iemand die lak aan alles heeft, behalve aan zijn eigen driften en belangen. Ik wil woedend naar hem gebaren, maar dan schiet mij de afspraak te binnen die ik laatst met mezelf heb gemaakt. Ik bedenk: hij is vast een hele lieve zoon voor zijn oude moedertje. Misschien heeft hij wel een akelige ziekte, de stakker. Of hij is net zijn baan kwijtgeraakt na 28 jaar trouwe dienst.

Mijn ergernis verdwijnt als sneeuw voor de zon en mild gestemd, met de vredige glimlach van een boeddhist, fiets ik verder. Wel een paar minuten lang, tot op de rotonde waar fietsers toch echt voorrang hebben. Een lomp, hufterig stuk onbenul met meer aandacht voor de telefoon aan zijn oor dan voor de wereld om zich heen,  komt met hoge snelheid de rotonde opjagen en heeft mij niet gezien. Mijn remmen redden me, stoom uit mijn oren, weg vrede. Als hij was gestopt, was ik hem aangevlogen. Zou de Dalai Lama weleens in een stad fietsen?


Stoer en vies

In volle vaart door plassen knallen op een glibberig modderpad. Lekker snel slingeren op bochtige single tracks. Hellingen op en af alsof het niets is. Boomwortels niet ontwijken, maar hup, er overheen. Zandpad? Mwah. Houdt het plotseling op en gaat het een metertje dieper weer verder? Eitje. Staan op de pedalen, goed om het evenwicht denken, landen op beide wielen tegelijk en karren maar weer. Op rechte stukken af en toe een teug uit de bidon, natuurlijk zonder te stoppen. Onvermoeibaar, uur na uur.
Ik droom vaak over mountainbiken. Prachtige, stoere dromen zijn dat. De werkelijkheid is iets minder spannend.

Op een dag bouwt manlief een mtb. Leuk fietsje, slechts 13 kilo licht, maar niets voor mij. Die rare noppenbanden, sportieve zit, smal zadeltje... Nee, ik wil hem niet proberen, stel je voor dat ik val en hem beschadig. Geef mij maar mijn vertrouwde, degelijke 21 kilo Simplex met alles erop en eraan. Voor mij geen mountainbike.
Tot die keer dat we al fietsend ronddwalen in een bos. Het saaie, rechte asfalt beu, slaan we een zijpad in. En weer een ander pad,  smaller en minder goed zichtbaar, maar de ondergrond wel stevig. Zo fietsen we verder over onbekende, kronkelende paden.
Dan wordt het terrein ruiger. H. blijft op de mountainbike nog wel overeind, maar ik moet de Simplex lopend over boomwortels en andere oneffenheden sleuren. “Laten we maar ruilen” stelt hij galant voor. De mtb is verrassend licht. Ik til hem moeiteloos over omgezaagde bomen. Hij hobbelt braaf met me mee over alle obstakels. Hij maakt me dapper! Ik vraag zijn eigenaar nog even hoe het schakelen werkt en dan: voet op het pedaal, been over het zadel en daar trap ik warempel zomaar over wortels en door kuilen heen. Na een paar minuten stop ik en kijk achterom, waar manlief nog steeds braaf de Simplex voortduwt. Ook op de verharde weg bevalt de terreinfiets prima. Zo goed, dat ik hem de rest van de dag niet meer afsta.

Sinds anderhalf jaar heb ik zelf een mountainbike. Ook door H. gebouwd. Heerlijk om zomaar een ruiterpad of grasspoor in te kunnen slaan. Zeker tijdens zomerse weekends in Drenthe, als het file-fietsen is op de officiële fietspaden. In de winter is dit fietsje ook ideaal. Als er een dikke laag sneeuw ligt en bijna niemand meer fietst, gebruik ik hem voor het woon-werkverkeer. Soms waag ik me aan een echte mtb-route. Niet te lang, niet te technisch en zeker niet met sprongen van een meter. Wel met bochtige single tracks in het bos en een paar leuke hellingen. Het mooiste van alles zijn grote modderplassen.  Daar jaag ik zo snel doorheen, dat het water hoog opspat en de blubber me in het haar zit. Om vervolgens grijs van de modder met een verschrikkelijk vieze fiets, keurige senioren in te halen op de asfaltpaden. Misschien brengt het ze op een idee. Leeftijd maakt niet uit, er bestaan ook electrische mountainbikes!

Stallen bij het station

Ook Fokke Woudstra is blij dat hij fietst. Maar als hij de fiets moet stallen, wordt het minder leuk. Zeker bij het station. Al meer dan vier jaar fietst Fokke bijna dagelijks naar het station. Daar stalt hij zijn rijwiel in de stalling aan de achterzijde. Met zoveel fietsendiefstallen is het altijd maar afwachten of de fiets er bij  terugkomst nog staat, maar Fokke heeft mazzel. Het dievengilde heeft zijn karretje steeds met rust gelaten. Dat kun je van de gemeente Leeuwarden helaas niet zeggen. De gemeente meende zijn  dierbare vervoermiddel als weesfiets te moeten bestempelen.

Fokke: “Goed het beestje is oud en heeft al heel wat kilometers in de wielen. Hij is al een keer afgeranseld waardoor de bagagedrager is ingedeukt. Er zit ook geen vast slot meer op, waardoor hij nu alleen met een kabel wordt vastgemaakt. Ook bungelt de dynamo er wat bij. Maar dat betekent nog niet weg dat mijn fiets wees is!” Nee, Fokkes fiets is zeker geen wees. Er wordt goed voor gezorgd, ook al is dat aan het uiterlijk niet direct te zien. Onlangs kreeg hij nog nieuwe (peperdure) antilekbandjes aangemeten en is de aandrijving in de olie gezet. Fokke was dan ook diep geraakt door de harde woorden op het briefje dat medewerkers van de gemeente Leeuwarden op de fiets hadden geniet: "Eigenaar: voorkom dit en haal deze weesfiets binnen 28 dagen weg!"  Zijn dierbare karretje, een weesfiets! 

Dat de fiets je niet stralend tegemoet glimt, is overigens een bewuste keus van Fokke: “Laten we wel zijn, je moet in deze stad je fiets er onverzorgd en onaantrekkelijk uit laten zien, anders ben je hem gewoon kwijt. Zeker op het station. Dat heb ik zelf mogen ondervinden en dat zal ik ook nooit meer doen. Voor mij geen gelikt uitziende fietsen meer!”
Fokke en zijn trouwe vervoermiddel zijn het overigens wel van harte eens met het opruimbeleid voor fietsen: “Hulde! Je hebt een iets grotere kans dat je je fiets zonder zoeken kwijt kunt. Hopelijk ga ik het nog meemaken dat ik mij daar geen zorgen over hoef te maken...”

Hij verbaast zich er wel over dat een kleine uitbreiding van de fietsenstalling blijkbaar te veel gevraagd is, zeker in verhouding tot alle miljoenen die worden opgehoest voor de auto-bereikbaarheid van onze stad. Fokke wijst op de stad Groningen, waar een mooi voorbeeld is gerealiseerd van hoe het ook kan: een (gratis) semi-bewaakte rijwielstalling, met een uitgekiend weesfietsenbeleid. “In Groningen worden alle fietsen gelijk behandeld.... Elke woensdag krijgen alle fietsen een sticker en worden na twee weken afgevoerd.”
Hij hoopt dat de gemeente Leeuwarden dit voorbeeld overneemt, zodat hij zijn fiets nog jaren zonder zorgen bij het station kan stallen. Veilig voor fietsendieven en veilig voor de gemeente Leeuwarden. 

Een boef achterop

Jaren tachtig, een doordeweekse ochtend. We wonen in Camminghaburen en mijn fietsroute naar het werk gaat via Egelantierstraat en Cambuursterpad. Net ben ik de rondweg overgestoken, als er een man naar me toe komt krukken. Hij heeft een been in het gips en roept: “Ik moet bij je achterop, het is een noodgeval! Laat me achterop!”.
Ik heb nog nooit een man op de bagagedrager gehad, laat staan een onbekende met een gipsen been en krukken. Toch stop ik. Hij gaat achterop zitten en roept, verwilderd om zich heen kijkend: “Vlug, vlug, schiet op,  trappen!”.

Met veel moeite krijg ik de fiets in beweging. Verbijsterd trap ik over de Coopmansstraat en het Cambuursterpad, de arm van een wildvreemde vent stevig om mijn middel. “Dank je, je hebt me gered" hijgt hij. "De politie kwam me halen. Ik kon nog net de achterdeur uit, maar lopend kom ik niet zo ver.” Allemachtig, help, ik heb een boef achterop! Wat moet ik nu? Stoppen? Om hulp roepen? Hij kan wel een wapen hebben, of hij gaat me met een kruk slaan. Ik kan niets bedenken en vraag waar hij naartoe moet. "Oh, 't gaat goed hoor, fiets maar gewoon rechtdoor". Gelukkig duurt deze bizarre situatie slechts een paar minuten. Bij de kruising met de Bleeklaan roept hij: “Stop maar, ik ga er hier af”. En weg krukt hij.

Verbouwereerd vervolg  ik mijn weg naar kantoor en bel daar de politie. Zouden ze me wel geloven, met zo’n raar verhaal? Nou, en of ze me geloven. Ze willen precies weten waar mijn passagier is afgestapt. Later die ochtend word ik teruggebeld door een van de politiemensen. 
Ze hebben hem aangetroffen in het huis van zijn broer, vlakbij de Bleeklaan. Hij is ingesloten, dus ik hoef niet bang te zijn dat hij er morgen weer staat. Toch neem ik de rest van de week een andere route. Iets verder fietsen, maar wel zo relaxed.

Ik denk nog weleens terug aan gipspoot. Ja sorry, anders kan ik hem niet noemen, want hij heeft zich niet voorgesteld. Misschien is hij nu wel een brave burger. En fietst hij veel. Mogelijk leest hij zelfs deze blog...

Blij dat ik fiets!

Herfstbladeren knisperen onder mijn banden. De kleur van de bomen aan weerskanten een mengeling van groen en geel-bruin. Ik haal diep adem en geniet van deze ongewoon zachte oktoberdag. Nee, dit is geen fietstocht door het bos. Ik ben gewoon op weg van mijn werk naar huis, dwars door Leeuwarden. Dat is een van de voordelen van fietsen: je bent vrij om je route te kiezen. Je hoeft geen rekening te houden met opstoppingen en buspalen. Lekker overal langs en doorheen kunnen. Vrijheid. 

Soms heb ik zin in historie. Dan gaat het richting Oldehove en door de kleine straatjes van het historische stadscentrum. Vandaag is echt een dag voor de “parkroute”, langs het Westerpark en de Westersingel. Maar eerst een stukje Harlingerstraatweg. Langs de vertrouwde rij stilstaande of langzaam voortkruipende auto’s tussen de stoplichten en het Europaplein. Meestal maar één hoofd erin. Ook al kennen we hier geen echte files, het blijft een wat sneue aanblik, als je zelf lekker beweegt en kunt doortrappen. Daar zitten ze, opgesloten in een paar kubieke meter niet zo frisse lucht.

De automobilisten worden er zelf ook niet vrolijk van. Dat blijkt wel op het Europaplein, waar auto’s voorrang hebben. Hoopvol glimlachend probeer ik oogcontact te maken. Mag ik oversteken? Nee, natuurlijk niet. Het wachten heeft lang genoeg geduurd. ‘s Morgens wordt er vaak wel gestopt voor overstekende fietsers en vriendelijk teruggezwaaid, maar na afloop van de werkdag is de welwillendheid een stuk minder. Moe, vervelende werkdag gehad, suf door gebrek aan frisse lucht? Ga toch fietsen, denk ik. Maar dat is wat lastig als je 50 kilometer van je werk woont. Tenzij je zo’n geel uitgerekt paasei koopt. Die ligfietsen schijnen supersnel te gaan.
Langs de Potmarge kom ik ze nooit tegen. Maar goed ook, veel te opvallend. 

Een recreatief  fietspad langs dit eeuwenoude riviertje is onderdeel van mijn fietsroute naar het werk. Het voert door een elk jaar mooier wordend natuurgebied. Veel riet, een elzenbroekbosje, waterspeelplaats, knotwilgen en kikkervijvers. Zeker in het voorjaar is het een heerlijk begin van de werkdag om daar rustig doorheen te fietsen. Jonge zwanen, eendjes, meerkoeten, waterhoentjes en futen. Dan zet ik de wekker een kwartier eerder en ga rustig op een van de bruggetjes staan kijken naar het jonge leven. Dat beperkt zich trouwens niet tot het voorjaar. Vandaag zag ik er warempel een futenechtpaar met jongen.  In oktober! Op zulke momenten ben ik extra blij dat ik fiets.